Oorsprong van taurine
De unieke eigenschappen van taurine werden door de Duitse arts Gmelin in 1824 voor het eerst beschreven. Dit aminozuur bevordert de omzetting van glycogeen in glucose. En dat is de belangrijkste brandstof voor de spieren en hersenen. Taurine is in staat om snel lichamelijke en geestelijke vermoeidheid te verdrijven.
Functies van taurine
Naast het verdrijven van lichamelijke en geestelijke vermoeidheid, stimuleert taurine ook op zeer krachtige wijze de afbraak van melkzuur in de spieren. Dit is een afvalproduct van spierarbeid dat zich langzaam ophoopt en uiteindelijk tot vermoeidheid leidt. Taurine stelt deze verzuring van de spieren uit, waardoor het uithoudingsvermogen toeneemt. Voorts bevordert dit aminozuur de stofwisseling in de hersenen en het hart.
Hierdoor wordt de vitaliteit verhoogd. Ook heeft taurine een positieve invloed op het functioneren van de zenuwen en heeft het een antioxidante en cholesterolverlagende werking. Ook beschermt taurine de rode bloedcellen. Ten slotte speelt dit aminozuur een rol bij de productie van sperma.
Waar te vinden in het lichaam?
Grote hoeveelheden van dit aminozuur worden aangetroffen in het centrale zenuwstelsel, spieren, hersenen en hart. Opvallend lage hoeveelheden Taurine worden aangetroffen bij mensen die net een hartaanval hebben gehad.
Verschijningsvormen Taurine
Komt in dierlijk voedsel o.a. voor in: (orgaan)vlees, vis, oesters.